Konijn algemeen
Een konijn behoort niet tot de knaagdieren maar vormt een aparte familie binnen het dierenrijk. Er zijn vele rassen bekend maar de dieren uit de dierenwinkel zijn vaak kruisingen. De uiteindelijke leeftijd die een konijn kan bereiken is o.a. afhankelijk van de grootte; kleine bastaarden kunnen wel tien tot twaalf jaar worden terwijl de grotere vleesrassen maar een jaar of zes worden.
Het konijn is een echte planteneter, het maagdarmkanaal lijkt nog het meeste op dat van een paard en daarom moet je een konijn ook voeren als een paard. D.w.z. dat een konijn eigenlijk de hele dag moet “grazen”, wat betekent dat het dier altijd hooi of gras moet kunnen eten. Dit moet niet aangeboden worden op de bodem van de kooi waar het bevuild kan raken met mest en urine maar in een ruifje. Het gemengde konijnenvoer mag maar beperkt gegeven worden bv. eenmaal daags 20-30 gram/kg dier/dag. Daarnaast zoveel mogelijk variëren met groenten in kleine hoeveelheden; zoals andijvie, broccoli, wortels met loof, witlof, bloemkoolstronk, boerenkool. Wees voorzichtig met fruit, omdat de suikers daarin diarree kunnen veroorzaken (net als brood).
Water kan het beste in een bakje gegeven worden, omdat het voor sommige dieren te lastig is om druppeltje voor druppeltje hun vocht op te nemen. Voldoende wateropname is van groot belang voor het goed functioneren van het maagdarmkanaal! Zeker als een dier ziek wordt is het drinken uit een nippeltje te inspannend en door de uitdroging wordt het dier veel ernstiger ziek.
Het is belangrijk dat een konijn elke dag even de poten kan strekken: in een ren in de tuin of in de huiskamer (waar de snoeren veilig weggewerkt zijn!). Een konijn gedijt meestal goed in de buitenlucht en kan bv. vorst goed verdragen. Wel elke dag even in handen nemen om het kontje te controleren op dunne mest en evt. maden.
Konijnen moeten ingeënt worden tegen de twee belangrijkste konijnenziekten: myxomatose en Viral Haemorrhagical Disease (VHD) die beiden dodelijk zijn. In onze praktijk kunt u elke dag een afspraak maken voor de enting van uw konijn, deze enting is één jaar werkzaam tegen allebei de ziekten.
Sinds een paar jaar is er een variant op bovenstaand VHD-virus (VHD-2), de enting tegen deze ziekte dient twee keer per jaar gegeven te worden, hiervoor hebben wij speciale ent-spreekuren.
Een konijn is een echt groepsdier dus het beste is om er minimaal twee bij elkaar te zetten. Het meeste kans van slagen heeft een vrouwtje met een gecastreerd mannetje. Echter twee mannetjes, evt. gecastreerd om vechten te voorkomen, of twee vrouwtjes kan ook. Als de diertjes jong zijn kan het dik aan zijn, maar vanaf een maand of vier wanneer ze geslachtsrijp worden kunnen er gevechten uitbreken met ernstige verwondingen. Castratie kan dan een oplossing zijn. Het koppelen van twee volwassen dieren vereist weer een bepaalde techniek; meer informatie.
Enkele veel voorkomende aandoeningen.
Gebitsproblemen
Misschien is dit wel de meest voorkomende aandoening. Een gebitsprobleem kan zich al op jonge leeftijd openbaren in de vorm van te lange snijtanden. De tanden en kiezen van konijnen en knaagdieren groeien altijd door en door het schuren tegen elkaar tijdens het kauwen slijten de elementen af. Dat is ook een van de redenen dat de hele dag hooi of gras eten zo belangrijk is. Echter, veel kneusjes komen in de dierenwinkel terecht met o.a. niet geheel op elkaar passende kaken (meestal een te lange onderkaak / te korte bovenkaak) en het probleem is geboren. In eerst instantie gaan de ondersnijtanden voor de bovensnijtanden uitgroeien en omdat dan ook de kiezen niet meer symmetrisch kunnen afslijten ontstaan daar scherpe haakjes die in de wang of de tong wondjes kunnen veroorzaken. Dit is zeer pijnlijk voor het konijn en deze zal stoppen met eten. Eerst blijven de harde brokjes liggen en later wordt ook de zachtere groente niet meer gegeten. Soms is een nat bekje te zien. Men moet bij de eerste symptomen met spoed naar de dierenarts, die onder narcose tanden en kiezen kan slijpen.
Men moet zich realiseren dat het probleem terugkeert en het dier voor het slijpen van de kiezen altijd een roesje moet hebben. Soms zit er maar drie weken tussen, soms een half jaar. Het is dus zaak om bij aanschaf van een konijn ook op het gebit te letten: de snijtanden moeten precies op elkaar passen en het raakvlak moet een kaarsrechte horizontale lijn vormen.
Abcessen
Soms ontstaan er diktes aan de kaken van het konijn. De kans is dan groot dat zich een abces aan het ontwikkelen is uitgaand van een kies- of tandwortel. Het abces bestaat uit een holte gevuld met dikke kaasachtige pus die in verbinding staat met het kaakbot. Meestal gaat het bot woekeren. Hoe langer je wacht met behandelen, hoe moeilijker het is om het konijn weer beter te maken. Soms ontstaat er een abces door een steekwondje in het slijmvlies. Deze abcessen hebben een gunstiger prognose.
De behandeling bestaat uit het openen van het abces en zoeken naar de oorzaak van het ontstekingsproces. De genezing kan wel enkele weken duren en er is altijd een kans op recidief.
De abcessen aan de onderkaak van het konijn worden veroorzaakt door de kieswortelpunten die door de onderkaak heen naar buiten groeien. Onze konijnen krijgen te weinig calcium binnen omdat men te veel konijnenvoer voert en te weinig hooi of gras. Daarnaast zitten de meeste konijnen binnen en krijgen daarmee onvoldoende zonlicht. Hierdoor is de vitamine D-aanmaak, nodig voor de calciumopname in de darm, te laag. Dus weer zie je hoe belangrijk het is dat konijnen altijd voldoende ruwvoer opnemen!
Voedingsstoornissen
Konijnen zijn erg gevoelig voor stoornissen in het maagdarmkanaal. In de blinde en dikke darm van het konijn zitten bacteriën en eencellige organismen die een belangrijk deel van het opgenomen voedsel verteren en zelf vitaminen en vetzuren produceren die door het konijn worden opgenomen (voor een deel door het opeten van de eigen keutels!). Deze zgn. darmflora stelt zich heel nauwkeurig in op het voedselaanbod. Verandert de samenstelling van het aangeboden voedsel plotseling dan gaat de verhouding van de verschillende bacteriën overstuur en krijgt het konijn een levensgevaarlijke darmontsteking. Als dit leidt tot diarree dan ziet het er nog redelijk gunstig uit, maar soms komt het darmkanaal stil te liggen en is er een levensbedreigende situatie ontstaan. Het is belangrijk om bij dit soort stoornissen met spoed contact op te nemen met een deskundige dierenarts, want hoe eerder de behandeling ingesteld kan worden, hoe beter de overlevingskansen. Het is belangrijk om te weten dat een konijn (en ook de cavia) die een dag niet eet aan de daardoor ontstane leverstoornis kan overlijden.
Als konijnen altijd voldoende ruwvoer opnemen dan raken ze met kleine voerveranderingen minder snel van streek. Vooral suiker en koolhydraatrijke voeding (waaronder ook het “gewone” konijnenvoer valt) zijn gevaarlijk (in de meeste versnaperingen, zoals knaagsticks zitten suikers als kleefmiddel). Ook maïs is berucht. Dus: gevarieerd voeren, over de dag verdeeld en voldoende groenvoer en hooi!
De cavia
De cavia, ook wel Guinees biggetje genoemd, is een uit Zuid-Amerika afkomstig knaagdier. Het diertje wordt de laatste jaren steeds populairder en is vaak gewild in gezinnen met kleine kinderen, omdat ze gemakkelijk te hanteren zijn. Ook de verzorging is niet al te ingewikkeld mits dit op de juiste manier gebeurt, want de diertjes zijn wel kwetsbaar.
Er zijn vele rassen: langhaar, ruwhaar, borstel en natuurlijk de gewone korthaar.
Meestal kunnen ze bij de moeder weg op een leeftijd van zes weken. Let bij de aanschaf op een aantal belangrijke zaken: de vacht moet glanzend en vol zijn, de oogjes schoon en bij oppakken moeten ze stevig en gevuld aanvoelen (net als een biggetje!). Het kontje moet schoon zijn. Belangrijk is ook om te vragen of het diertje voldoende hooi heeft gehad en van diverse groenten heeft mogen proeven want deze bestanddelen moeten ze van kleins af aan leren eten. Alleen cavia voer is volstrekt onvoldoende.
Bij een goede verzorging kunnen de diertjes vier tot zes jaar worden. Een gezonde cavia weegt meestal rond een kilo. Het is belangrijk de dieren regelmatig te wegen om bijtijds gezondheidsproblemen te signaleren. Daarom moeten de dieren ook elke dag even in handen worden genomen, ook om ze tam te houden, waarbij even naar de snijtanden, de nagels, het kontje en de vacht/huid gekeken wordt.
Cavia’s zijn echte groepsdieren, maar niet altijd zijn rangorde gevechten te vermijden. Mannetjes moeten gecastreerd worden als je ze bij vrouwtjes wil zetten of andere mannetjes.
Huisvesting
Cavia’s houden van voldoende ruimte; een caviakooi moet minimaal 60x60x40 cm zijn voor een cavia. De kooi moet ook open zijn, dus zonder plastic bovenkant omdat er anders te weinig luchtcirculatie is en ammoniak uit de urine zich ophoopt in de bak. Cavia’s zijn erg gevoelig op de luchtwegen. Bovendien houden cavia’s graag contact met hun omgeving (geuren, geluiden) en in een afgesloten bak is het leven voor hen saai. De bodembedekking mag niet te stoffig zijn: een laagje kranten met daarop wat zaagsel en hooi (stro geeft meer kans op oogbeschadigingen door de harde stengels) voldoet goed. Hooi is ook belangrijk voedsel voor de cavia en dit moet apart en schoon worden aangeboden. Verder is een huisje om in te schuilen ook wel prettig omdat het eigenlijk holbewoners zijn.
Cavia’s houden niet van warmte (temp max. 20 graden) en moeten ook niet in het zonlicht staan. Om tocht over de grond te vermijden is het het beste als ze op een tafeltje staan.
Voeding
Het belangrijkste bestanddeel in de voeding van de cavia is hooi. En dan niet het stoffige, beschimmelde hooi uit de supermarkt maar het liefst echt vers gewonnen en goed bewaarde paarden- of schapenhooi. Dit kun je halen bij een manege of de grotere diervoederhandelaren. Hier zit voldoende structuur en vezels in wat van groot belang is voor een gezond maagdarmstelsel en een gebit dat goed geslepen blijft door de vele kauwbewegingen.
De cavia kan, net als de mens, niet zelf vitamine C maken en moet dit dus via het voer binnen krijgen. Vitamine C is van belang voor een goede weerstand tegen ziekten en de stabiliteit van het bloed. Aangezien de vitamine C in caviavoeders snel wordt afgebroken is de enige zekerste manier om het dier van voldoende vitamine C te voorzien elke dag dit elke dag in de vorm van een tabletje toe te dienen. De meeste cavia’s accepteren het tabletje graag en zien het als een snoepje!
Cavia’s eten eigenlijk de hele dag door en daarom moet er naast goed hooi ook altijd groen te knabbelen zijn, wat ook een bron van vitamine C is: zoals paprika, peterselie broccoli, andijvie, witlof, wortel, boerenkool, sla en verse paardenbloembladeren en gras. Naast hooi en groen kun je elke dag een handje gemengd caviavoer geven, niet te veel en over de dag verdeeld.
Verder moet er altijd vers drinkwater zijn, het liefst uit een verzwaard bakje. Gezonde cavia’s drinken redelijk uit een drinkfles, maar als het diertje zich niet lekker voelt is het druppeltje voor druppeltje vocht opnemen uit de fles te vermoeiend en houden ze het al gauw voor gezien waardoor de cavia snel nog zieker wordt en gaat uitdrogen.
Voortplanting
Cavia’s zijn zeer snel geslachtsrijp, mannetjes (beertjes) op acht tot tien weken en vrouwtjes (zeugjes) al op vier tot zes weken. Dus als de diertjes als jonge cavia zijn afgeschaft zijn ze eigenlijk al direct vruchtbaar! Het castreren van het mannetje is dan de gemakkelijkste oplossing als je diertjes van een verschillend geslacht bij elkaar zet.
Als je met de cavia’s wilt fokken moet je daar op vier tot vijf maanden mee beginnen omdat dan het bekken van het zeugje nog ”los” kan komen bij de geboorte zodat de jonkies kunnen passeren. Binnen 24 uur na de geboorte kan het zeugje alweer gedekt worden dus moet je op tijd het mannetje weghalen.
De draagtijd is ongeveer 65 dagen. De jongen worden geboren als zgn. “nestvlieders”, d.w.z. met oogjes open en een vachtje en verlaten direct het nest. Ze kunnen binnen een dag al het eerste vaste voedsel opnemen. Na vijf tot zes weken kunnen de diertjes bij de moeder weg.
Ziekten
Gebitsproblemen
Een veel voorkomend probleem bij de cavia zijn te ver doorgroeiende kiezen. Meestal ontstaat dit op wat oudere leeftijd, maar soms gaat het bij hele jonge cavia’s al mis als deze met een niet goed passend gebit geboren worden.
Gebitsproblemen bij de cavia
De tanden en kiezen van knaagdieren en konijnen groeien hun hele leven lang door (net als onze nagels) en blijven op lengte als ze slijten door kauwbewegingen. Als de boven- en onderkiezen niet goed op elkaar passen kunnen er op de kiezen scherpe randen ontstaan. De kiezen van de bovenkaak groeien dan met de punten in het wangslijmvlies en de kiezen van de onderkaak groeien in de vorm van een soort brug over de tong. De tong komt dan klem te zitten en het diertje kan niet meer goed kauwen en slikken. De cavia gaat steeds minder eten en laat vooral hardvoer staan. Soms hebben ze een nat bekje door het speeksel wat uit de mond loopt. De cavia gaat door te weinig voedselopname vermageren. Het is zaak snel contact op te nemen met een dierenarts omdat een cavia geen dag zonder voedsel kan vanwege zijn zeer gevoelige stofwisseling.
Alleen onder narcose kan er een goede bekinspectie plaats vinden en kunnen de kiezen weer worden bijgeslepen. Vaak is het eenmaal ontstane gebitsprobleem voor de rest van het leven een probleem; d.w.z. dat het gebit regelmatig, met een roesje, “bijgeslepen” moet worden.
Belangrijk is dat de cavia voldoende kauwgelegenheid moet hebben in de vorm van grof (paarden)hooi en/of gras en dat energierijke producten (zoals caviavoer) beperkt wordt gegeven.
Schurft/schimmel
Dieren die uit een grotere groep cavia’s komen (bijv. dierenwinkel, tuincentrum etc.) kunnen besmet zijn met huidparasieten.
Schurft komt het meest voor, veroorzaakt door een klein beestje de schurftmijt. Een infectie geeft heftige jeuk en de cavia krabt zich tot bloedens toe, vnl. op de rug. De besmetting vindt meestal in het nest plaats en kan later, bijv. op een moment van stress of verminderde weerstand, tot symptomen leiden.
De behandeling is eenvoudig en bij gezonde dieren succesvol: gedurende vier weken één keer per week een injectie. Echter, zelfs na behandeling en genezing, blijft er een geringe restinfectie achter die weer op kan spelen ten tijde van een weerstandsvermindering of ouderdom.